Chemische risico’s en een multidisciplinaire PMO leidraad gevaarlijke stoffen; nieuwe kansen voor de bedrijfsarts…..
Blootstelling aan potentieel gevaarlijke stoffen komt in Nederland op veel werkplekken nog steeds voor. Naar schatting sterven in Nederland jaarlijks ongeveer 3000 tot 4000 mensen aan de gevolgen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen door het werk.
In België loopt de raming op tot een 5.000 beroepskankers per jaar (4-8,5 % van het totaal), in Europa wordt geraamd dat jaarlijks 102.500 sterfgevallen kunnen worden toegeschreven aan kanker door blootstelling aan stoffen op het werk. Kanker zou met 53% de belangrijkste oorzaak van werk gerelateerd overlijden zijn binnen de EU. De ziektelast veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk wordt geschat op 90.000 DALY’s, werkzame personen en gepensioneerden samen.
In 2016, is het startsein gegeven voor de nieuwe EU ‘Roadmap on Carcinogens’. Zes organisaties, waaronder EU-OSHA, de Europese Commissie en de Europese sociale partners, ondertekenden een convenant om deel te nemen in een nieuw stappenplan voor een regeling om de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op de werkplek te reduceren.
De gevolgen van een arbeidsongeval zijn direct, maar CMR-ED stoffen op het werk blijven een sluipend gevaar omdat hun effect vaak pas lang na de blootstelling intreedt.
Toch gaat de Europese politiek niet verder dan een nieuwe sensibilisatiecampagne en bindende grenswaarden voor 13 van de ongeveer van 5.000 als kankerverwekkend ingedeelde stoffen.
Een van de belangrijkste instrumenten voor de bedrijfsarts om vroegtijdig gezondheidsklachten en/of beginnende afwijkingen te constateren, is het Preventief Medisch Onderzoek (PMO). Het blijkt echter dat een gericht PMO voor werkenden die blootgesteld zijn aan gevaarlijke stoffen, slechts in een minderheid van de daarvoor in aanmerking komende bedrijven plaatsvindt. Om deze reden heeft het Ministerie van SZW aan de NVAB gevraagd een Addendum Leidraad PMO Gevaarlijke Stoffen op te stellen.
Kunnende actoren in de bedrijfsgezondheidszorg de werkgevers wel bewegen het preventiebeleid te voeren dat in de bescherming van werknemers tegen deze gevaarlijke stoffen voorziet? Een eerste voorwaarde is dat zij zelf goed geïnformeerd zijn en over voldoende kennis beschikken.
Bij de opzet en uitvoering van het PMO gevaarlijke stoffen moeten arbo-professionals met elkaar samenwerken. Waar het domein van de arbeidshygiënist vooral bij de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) en het doen van omgevingsmetingen (environmental monitoring) ligt, is dat van de bedrijfsarts vooral bij biologische (effect) monitoring en het opsporen van (vroege)gezondheidseffecten en van gezondheidseffecten kwetsbare personen.
Biomonitoring is een goede methode om totale blootstellingen aan o.a. CMR-ED stoffen evalueren. De plaats van Biologische (Effect) Monitoring binnen het PMO is een onderwerp van discussie; is dit nu een medische handeling of een aanvulling op de RI&E?